ECLI:NL:CRVB:2021:1032
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de weigering van WIA-uitkering en beëindiging van ZW-uitkering
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de besluiten van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) die haar WIA-uitkering per 19 april 2017 hebben geweigerd en haar ZW-uitkering per 1 november 2017 hebben beëindigd. De Centrale Raad van Beroep heeft op 30 april 2021 uitspraak gedaan. Appellante, die zich op 22 april 2015 ziek meldde met lichamelijke en psychische klachten, heeft verschillende keren een WIA-herbeoordeling aangevraagd. Het Uwv heeft in zijn besluiten gesteld dat appellante niet meer dan 35% arbeidsongeschikt is, en heeft haar geschiktheid voor bepaalde functies vastgesteld op basis van medische rapporten. De rechtbank Gelderland heeft de eerdere besluiten van het Uwv in drie aangevallen uitspraken bevestigd, waarbij is overwogen dat de medische onderzoeken zorgvuldig zijn uitgevoerd en dat de conclusies van de verzekeringsartsen voldoende zijn onderbouwd. Appellante heeft in hoger beroep betoogd dat haar beperkingen zijn onderschat en dat zij recht heeft op een IVA-uitkering. De Raad heeft echter geoordeeld dat er geen reden is om te twijfelen aan de medische beoordelingen en dat de geselecteerde functies voor appellante passend zijn. De hoger beroepen zijn dan ook ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraken zijn bevestigd.