Uitspraak
20 1435 WIA
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 april 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant, die zijn WGA-uitkering betwistte. Appellant, die sinds 2010 arbeidsongeschikt is door schouder- en psychische klachten, had in 2012 een loongerelateerde WGA-uitkering ontvangen. Deze uitkering werd in 2015 omgezet naar een WGA-loonaanvullingsuitkering. Na een herbeoordeling in 2018, waarbij medische en arbeidskundige beoordelingen plaatsvonden, concludeerde het Uwv dat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot de beëindiging van zijn uitkering per 1 maart 2019.
Appellant ging in beroep tegen deze beslissing, maar de rechtbank Amsterdam verklaarde zijn beroep ongegrond. Appellant stelde dat zijn klachten door het Uwv waren onderschat en dat zijn situatie sinds eerdere beoordelingen niet was verbeterd. De rechtbank oordeelde echter dat de verzekeringsarts voldoende gemotiveerd had dat de beperkingen van appellant correct waren vastgesteld en dat de geselecteerde functies medisch geschikt waren.
In hoger beroep herhaalde appellant zijn argumenten, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat er geen nieuwe medische informatie was die de eerdere conclusies van de verzekeringsartsen zou ondermijnen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af, omdat er geen grond was voor toekenning van schadevergoeding. De uitspraak benadrukt het belang van objectieve medische beoordelingen in het kader van arbeidsongeschiktheid en de rol van de verzekeringsarts in het vaststellen van beperkingen.