ECLI:NL:CRVB:2020:966
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake toekenning smartengeld na dienstongeval politie
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 april 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant, een voormalig politieambtenaar, had hoger beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn verzoek om smartengeld na een dienstongeval. De appellant had in 2008 en 2011 knieletsel opgelopen, maar de verzekeringsarts concludeerde dat het knieletsel niet uitsluitend het gevolg was van het ongeval in 2011 en dat er geen toegenomen invaliditeit was. De korpschef had daarom geen uitkeringspercentage hoeven vaststellen. De rechtbank had het beroep van de appellant ongegrond verklaard, wat in hoger beroep werd bevestigd. De Raad oordeelde dat de conclusie van de verzekeringsarts juist was en dat er geen medische stukken waren ingediend die het tegendeel bewezen. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.