ECLI:NL:CRVB:2020:917

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 april 2020
Publicatiedatum
10 april 2020
Zaaknummer
19/3809 ANW-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake griffierecht

Op 10 april 2020 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 19/3809 ANW-V. Deze uitspraak betreft het verzet van appellante tegen een eerdere beslissing van de Raad, waarin het hoger beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. De aanleiding voor deze niet-ontvankelijkheid was het niet tijdig betalen van het griffierecht. Appellante heeft in verzet aangevoerd dat zij twee keer de gerechtelijke kosten heeft voldaan en heeft een bewijs van betaling overgelegd. Dit bewijs toonde aan dat zij een bedrag van € 47,- had betaald aan het Ministerie van Justitie en Veiligheid.

De Raad heeft echter geoordeeld dat appellante in verzet geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die zouden kunnen leiden tot een andere conclusie. Het griffierecht voor het hoger beroep was niet ontvangen, en de Raad heeft benadrukt dat voor het instellen van hoger beroep afzonderlijk griffierecht moet worden betaald. Gezien deze overwegingen heeft de Centrale Raad van Beroep het verzet ongegrond verklaard. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling in deze procedure.

De uitspraak is gedaan door C.H. Bangma, in aanwezigheid van griffier B.V.K. de Louw, en is openbaar uitgesproken op 10 april 2020.

Uitspraak

Datum uitspraak: 10 april 2020
19/3809 ANW-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 5 augustus 2019, 17/6281 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht van 4 december 2019 heeft de Raad het door appellante ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Appellante heeft verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 28 februari 2020. Partijen zijn niet verschenen.

OVERWEGINGEN

De uitspraak van de Raad van 4 december 2019 berust op de overwegingen dat het griffierecht niet binnen de in de brief van 15 oktober 2019 gestelde termijn is betaald en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellante niet in verzuim is geweest.
In verzet geeft appellante te kennen dat ze twee maal de gerechtelijke kosten van 10 euro heeft voldaan. Appellante legt een kopie over van een bewijs van internetbetaling, waaruit blijkt dat zij een bedrag van € 47,- heeft voldaan aan het Ministerie van Justitie en Veiligheid.
De Raad is van oordeel dat appellante in verzet geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat zij niet in verzuim is geweest. Bij de Raad is geen griffierecht ontvangen. Mogelijk doelt appellante op het in beroep aan de rechtbank betaalde griffierecht. Voor het instellen van hoger beroep moet echter afzonderlijk griffierecht worden betaald.
Dit betekent dat het verzet ongegrond wordt verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling van het verzet is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door C.H. Bangma, in tegenwoordigheid van B.V.K. de Louw als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 10 april 2020.
(getekend) C.H. Bangma
(getekend) B.V.K. de Louw
GdJ

DÉCISION

La Centrale Raad van Beroep (Cour d’Appel Centrale) déclare le recours non fondé.
Par conséquent, décidée par C.H. Bangma en préesence de B.V.K. de Louw en qualité de greffier, ainsi que prononcée en public, 10 avril 2020.