In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 maart 2020 uitspraak gedaan op een verzoek om voorlopige voorziening van verzoekster, die met haar gezin bijstand ontving. De bijstandsverlening was beëindigd omdat verzoekster en haar echtgenoot niet verschenen op oproepen van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente 's-Hertogenbosch. Verzoekster diende op 9 februari 2018 een nieuwe aanvraag in, maar het college weigerde deze omdat er onvoldoende informatie was overgelegd, met name van haar echtgenoot. De rechtbank heeft het beroep van verzoekster gegrond verklaard, maar het college ging in hoger beroep. Verzoekster vroeg om een voorlopige voorziening, zodat zij tijdens de hoger beroepsprocedure bijstand kon ontvangen.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er sprake is van een spoedeisend belang, gezien de financiële situatie van verzoekster en haar vijf kinderen, waarvan vier minderjarig zijn. De voorzieningenrechter weegt de belangen van verzoekster zwaarder dan de belangen van het college, dat zonder rechtsgrond publieke middelen zou verlenen. De voorzieningenrechter heeft daarom besloten dat het college aan verzoekster met ingang van 18 februari 2020 voorschotten moet verlenen ter hoogte van 90% van de bijstandsnorm voor gehuwden, totdat er een uitspraak in het hoger beroep is gedaan. Tevens is het college veroordeeld in de proceskosten van verzoekster, begroot op € 525,-.