ECLI:NL:CRVB:2020:812

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
25 maart 2020
Publicatiedatum
30 maart 2020
Zaaknummer
17/772 WW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Schadevergoedingsuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep en proceskostenveroordeling in sociale zekerheidszaak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 maart 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het hoger beroep was ingesteld door mr. J.B.M. Swart, advocaat van appellant, tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 6 december 2016. Op 18 juli 2019 heeft het Uwv een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarop appellant op 9 oktober 2019 het hoger beroep heeft ingetrokken en verzocht om proceskostenvergoeding.

De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar volledig tegemoet is gekomen aan de bezwaren van appellant. Gezien de intrekking van het beroep, heeft de Raad de mogelijkheid om het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellant. De proceskosten zijn berekend op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht, waarbij de kosten voor bezwaar, beroep en hoger beroep zijn meegenomen.

De uiteindelijke beslissing van de Centrale Raad van Beroep was dat het Uwv werd veroordeeld tot een bedrag van € 2.148,86 ter vergoeding van de kosten die appellant heeft moeten maken in verband met de behandeling van het bezwaar, beroep en hoger beroep. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door D. Hardonk-Prins, met K.R. van Renswoude als griffier.

Uitspraak

Datum uitspraak: 25 maart 2020
17/772 WW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van
6 december 2016, 15/6499 WW
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. J.B.M. Swart, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft op 18 juli 2019 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 9 oktober 2019 heeft mr. Swart namens appellant het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellant is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 18 juli 2019 volledig aan de bezwaren van appellant is tegemoetgekomen.
Het Uwv heeft in de beslissing op bezwaar van 18 juli 2019 reeds besloten tot gedeeltelijke vergoeding van de gemaakte kosten in de bezwaarfase tot een bedrag van € 490,- voor verleende rechtsbijstand.
De Raad ziet aanleiding het Uwv te veroordelen in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het bezwaar, het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 560,- in bezwaar (1 punt voor het bezwaarschrift en 1 punt voor de hoorzitting, verminderd met het reeds vergoede bedrag), € 1.050,- in beroep (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor de zitting) en € 525,- in hoger beroep (1 punt voor het hogerberoepschrift).
De reiskosten die appellant heeft moeten maken voor het bijwonen van de zitting bij de rechtbank komen tot een bedrag van € 13,86 voor vergoeding in aanmerking.
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht kan appellant zich rechtstreeks tot het Uwv wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het Uwv in de kosten van appellant tot een bedrag van € 2.148,86.
Deze uitspraak is gedaan door D. Hardonk-prins, in tegenwoordigheid van
K.R. van Renswoude als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
25 maart 2020.
(getekend) D. Hardonk-Prins
(getekend) K.R. van Renswoude

RB