ECLI:NL:CRVB:2020:790
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verrekening van vakantiedagen bij ontslag van een docent in het voortgezet onderwijs
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 maart 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, een docent, had ontslag aangevraagd bij de Stichting Openbaar Voortgezet Onderwijs Amstelveen per 1 september 2018, waarbij hij zich hield aan een opzegtermijn van drie maanden. De stichting verleende het ontslag, maar verrekende daarbij de vakantiedagen met het salaris van de appellant, wat leidde tot een geschil. De appellant was van mening dat de stichting onterecht de aanspraak op vakantieverlof had vastgesteld, omdat hij niet het gehele schooljaar in dienst was geweest.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de stichting de aanspraak op vakantieverlof terecht had vastgesteld op basis van artikel 14.1, tweede lid, van de CAO VO. Dit artikel bepaalt dat een werknemer die niet het gehele schooljaar in dienst is, recht heeft op een aantal dagen vakantieverlof dat wordt berekend aan de hand van een specifieke formule. De Raad concludeerde dat de stichting op goede gronden deze bepaling had toegepast, en dat de verrekening van teveel genoten vakantiedagen het gevolg was van de keuze van de appellant om ontslag te nemen.
De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door C.H. Bangma, in tegenwoordigheid van M. Buur als griffier, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.