ECLI:NL:CRVB:2020:776
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de niet-ontvankelijkheid van bezwaar tegen besluit AOW
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 maart 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, woonachtig in Marokko, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de Sociale verzekeringsbank (Svb) van 28 april 2017, waarin zijn aanvraag voor een pensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) was afgewezen. De Svb verklaarde het bezwaar van de appellant niet-ontvankelijk, omdat het bezwaarschrift te laat was ingediend. De rechtbank Amsterdam heeft het beroep van de appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard.
De Raad heeft vastgesteld dat de appellant in hoger beroep geen nieuwe of andere gronden heeft aangevoerd die de rechtbank tot een ander oordeel hadden moeten brengen. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en bevestigt dat de Svb het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. De Raad oordeelt dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is, ook al was de appellant door ziekte niet in staat om tijdig bezwaar te maken. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
De uitspraak is gedaan door H. Benek, in tegenwoordigheid van E.D. de Jong als griffier, en is openbaar uitgesproken op 26 maart 2020.