ECLI:NL:CRVB:2020:775

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 maart 2020
Publicatiedatum
26 maart 2020
Zaaknummer
19/2741 AW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van beroepsincidenten en mandaatbeslissingen in het ambtenarenrecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 maart 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft een appellant die bezwaar had gemaakt tegen een beslissing die in mandaat was genomen door een [naam functie]. De Raad oordeelt dat de [naam functie] bevoegd was om deze beslissing te nemen en dat er geen strijd is met artikel 10:3 van de Algemene wet bestuursrecht. De Raad concludeert dat de gebeurtenissen die de appellant als beroepsincident heeft aangemerkt, niet voldoen aan de criteria van een beroepsincident zoals gedefinieerd in artikel 35 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement (ARAR). Er is geen sprake van een dienstongeval of beroepsziekte, noch van een gevaarzettende situatie die direct verband houdt met de taak van de appellant.

De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en stelt dat er geen bewijs is dat de [naam functie] betrokken was bij de inhouding van de bezoldiging van de appellant. De verantwoordelijkheid van de [naam functie] voor medewerkers impliceert niet dat hij betrokken is bij de besluitvorming omtrent de bezoldiging. De Raad wijst ook het betoog van de appellant af dat de minister verantwoordelijk is voor zijn arbeidsomstandigheden, aangezien dit niet leidt tot de conclusie dat er sprake is van een beroepsincident. Zelfs als er strafrechtelijk verwijtbaar handelen van ambtenaren zou zijn, is er geen basis om de toegepaste korting als onrechtmatig te beschouwen.

Uitspraak

19-2741 AW-PV

Datum uitspraak: 12 maart 2020
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 9 mei 2019, 18/3541 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Minister van Infrastructuur en Waterstaat (minister)
Zitting heeft: C.H. Bangma, als lid van de enkelvoudige kamer
Griffier: L.R. Daman
Appellant is ter zitting verschenen. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. A.S. Soerdjbalie en M. Geerlofs.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
Uit niets blijkt dat de [naam functie] betrokken is geweest bij de inhouding van de bezoldiging van appellant als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement (ARAR). Dat hij gezien zijn functie de verantwoordelijkheid draagt voor medewerkers als appellant, maakt hem nog niet betrokken bij dit besluit. De Raad is, evenals de rechtbank, van oordeel dat de [naam functie] de beslissing op bezwaar in mandaat heeft mogen nemen. Van strijd met artikel 10:3 van de Algemene wet bestuursrecht is de Raad niet gebleken.
Met de rechtbank is de Raad van oordeel dat de gebeurtenissen die appellant als beroepsincident heeft aangemerkt niet zijn aan te merken als een beroepsincident als bedoeld in artikel 35 van het ARAR, nu geen sprake is van een dienstongeval of een beroepsziekte en evenmin sprake is van een gevaarzettende situatie die rechtstreeks verband houdt met de taak van appellant.
Het betoog van appellant dat de minister verantwoordelijk is voor zijn arbeidsomstandigheden kan evenmin tot de gevolgtrekking leiden dat sprake is van een beroepsincident. Het gaat appellant om het handelen van ambtenaren die net als appellant werkzaam zijn bij de Rijksoverheid. Echter, ook al zou sprake zijn van strafrechtelijk verwijtbaar handelen van die ambtenaren, dan nog is er geen basis om de toegepaste korting als onrechtmatig te kwalificeren.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) L.R. Daman (getekend) C.H. Bangma