ECLI:NL:CRVB:2020:637

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
6 maart 2020
Publicatiedatum
11 maart 2020
Zaaknummer
19/2510 AOW-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake AOW

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 maart 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant had verzet aangetekend tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn hoger beroep, dat eerder was afgewezen omdat het hogerberoepschrift niet tijdig was ingediend. De Raad oordeelde dat de appellant niet in verzuim was geweest, maar dat het risico dat een poststuk niet tijdig aankomt voor rekening van de verzender komt. De appellant had zijn hogerberoepschrift op 15 mei 2019 gedateerd, maar dit was pas op 7 juni 2019 door de Raad ontvangen, wat de termijn overschreed. De Raad concludeerde dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die het verzet konden onderbouwen. Daarom werd het verzet ongegrond verklaard en werd er geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de betrokken rechter en griffier.

Uitspraak

Datum uitspraak: 6 maart 2020
19/2510 AOW-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 11 april 2019, 18/4853 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] , Marokko (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht van 3 oktober 2019 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Appellant heeft verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 24 januari 2020. Beide partijen zijn niet verschenen.

OVERWEGINGEN

De uitspraak van de Raad van 3 oktober 2019 berust op de overwegingen dat het hogerberoepschrift niet tijdig is ingediend, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
De laatste dag waarop tijdig een hogerberoepschrift kon worden ingediend was 23 mei 2019. Het door appellant ingediende hogerberoepschrift is gedateerd op 15 mei 2019, is blijkens de poststempel op 22 mei 2019 ter post bezorgd en is op 7 juni 2019 bij de Raad ontvangen. Het hogerberoepschrift is weliswaar voor het einde van de termijn ter post bezorgd, maar niet binnen een week na afloop van de termijn ontvangen. Derhalve is niet voldaan aan de voorwaarden die in artikel 6:9, tweede lid, van de Awb, zijn gesteld. De termijn voor het indienen van hoger beroep is aldus overschreden.
In verzet heeft appellant te kennen gegeven dat hij tijdig per aangetekende post hoger beroep heeft ingesteld.
De Raad ziet in verzet geen feiten of omstandigheden op grond waarvan geoordeeld zou moeten worden dat appellant niet in verzuim is geweest. Het risico dat een poststuk de Raad niet tijdig bereikt, komt voor rekening en risico van de verzender van dat poststuk.
Dit betekent dat het verzet ongegrond wordt verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling van het verzet is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door C.H. Bangma, in tegenwoordigheid van R.I.S. van Haaren als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 6 maart 2020.
(getekend) C.H. Bangma
(getekend) R.I.S. van Haaren

DS