ECLI:NL:CRVB:2020:36

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 januari 2020
Publicatiedatum
9 januari 2020
Zaaknummer
19/1418 PW-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake griffierecht en administratieve fout

Op 9 januari 2020 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 19/1418 PW-V. Deze uitspraak betreft een verzet tegen een eerdere beslissing van de Raad van 15 oktober 2019, waarin het hoger beroep van appellant niet-ontvankelijk was verklaard. De reden voor deze niet-ontvankelijkheid was dat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn was betaald. Appellant, vertegenwoordigd door mr. R.H. Bouwman, heeft echter verzet aangetekend, omdat hij stelde dat het griffierecht op 27 juni 2019 was voldaan. Door een administratieve fout was het griffierecht op 1 juli 2019 teruggestort, wat leidde tot de misinterpretatie van de situatie.

De Centrale Raad van Beroep heeft in het verzet geoordeeld dat appellant inderdaad niet in verzuim is geweest en dat het griffierecht tijdig was voldaan. Hierdoor werd het verzet gegrond verklaard, en de eerdere uitspraak van 15 oktober 2019 verviel. De Raad heeft besloten het onderzoek voort te zetten in de stand waarin het zich bevond, wat betekent dat de zaak verder behandeld zal worden. Daarnaast heeft de Raad het college van burgemeester en wethouders van Lelystad veroordeeld in de proceskosten van het verzet, tot een bedrag van € 262,50 voor verleende rechtsbijstand.

Deze uitspraak is gedaan door C.H. Bangma, met J.A. Achterberg als griffier, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

Datum uitspraak: 9 januari 2020
19/1418 PW-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 25 februari 2019, 18/2287 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Lelystad (college)

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht van 15 oktober 2019 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Namens appellant heeft mr. R.H. Bouwman, advocaat, verzet gedaan.

OVERWEGINGEN

De uitspraak van de Raad van 15 oktober 2019 berust op de overwegingen dat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn is betaald en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
In verzet is gebleken dat appellant niet in verzuim is geweest en het griffierecht op 27 juni 2019 heeft voldaan. Door een administratieve fout is het griffierecht op 1 juli 2019 teruggestort.
Dit betekent dat het verzet gegrond wordt verklaard, de uitspraak van de Raad van 15 oktober 2019 vervalt en het onderzoek wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond.
De Raad ziet aanleiding het college te veroordelen in de proceskosten van het verzet van appellant tot een bedrag van € 262,50 voor verleende rechtsbijstand.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
verklaart het verzet gegrond;
veroordeelt het college in de proceskosten van het verzet van appellant tot een bedrag van € 262,50.
Deze uitspraak is gedaan door C.H. Bangma, in tegenwoordigheid van J.A. Achterberg als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 9 januari 2020.
(getekend) C.H. Bangma
(getekend) J.A. Achterberg