ECLI:NL:CRVB:2020:3531
Centrale Raad van Beroep
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Herzieningsverzoek inzake toekenning op grond van de Algemene Oorlogsongevallenregeling en de Wet uitkeringen burger‑oorlogsslachtoffers 1940-1945
In deze zaak heeft appellante, geboren in 1946, een herzieningsverzoek ingediend tegen de besluiten van de Pensioen- en Uitkeringsraad (verweerder) die haar aanvragen om toekenningen op grond van de Algemene Oorlogsongevallenregeling (AOR) en de Wet uitkeringen burger‑oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo) hebben afgewezen. De Raad voor de Rechtspraak, Centrale Raad van Beroep, heeft op 24 december 2020 uitspraak gedaan in deze zaak. De Raad heeft vastgesteld dat de bestreden besluiten slechts met terughoudendheid kunnen worden getoetst, gezien het karakter van de discretionaire bevoegdheden van verweerder. Centraal staat de vraag of er nieuwe feiten of gegevens zijn die tot een andere beslissing zouden moeten leiden. De Raad concludeert dat dergelijke feiten en gegevens niet zijn gepresenteerd.
De appellante had eerder aanvragen ingediend in 2016, die door verweerder zijn afgewezen op basis van onvoldoende bewijs dat zij in omstandigheden heeft verkeerd die onder de AOR of Wubo vallen. Ondanks meerdere verzoeken om herziening en aanvullende verklaringen, waaronder die van mevrouw [A.], heeft de Raad geen nieuwe relevante informatie kunnen vaststellen die de eerdere besluiten zou kunnen ondermijnen. De verklaringen zijn als onvoldoende concreet beoordeeld en er zijn geen objectieve gegevens beschikbaar die de door appellante gestelde gebeurtenissen kunnen bevestigen.
De Raad heeft uiteindelijk geoordeeld dat de besluiten van verweerder standhouden en dat de beroepen ongegrond worden verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, en de uitspraak is openbaar gedaan op 24 december 2020.