Uitspraak
OVERWEGINGEN
.Daarbij tekent de voorzieningenrechter aan dat de behandeling ter zitting van het hoger beroep van verzoeker naar verwachting binnen enkele maanden zal plaatsvinden.
Centrale Raad van Beroep
Op 19 februari 2020 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De rechtbank had het besluit van het college om een ambtenaar, die sinds 1998 werkzaam was bij de gemeente, met onmiddellijke ingang te ontslaan wegens zeer ernstig plichtsverzuim, vernietigd. De rechtbank oordeelde dat de opgelegde disciplinaire straf van onvoorwaardelijk ontslag niet evenredig was aan de aard en ernst van het plichtsverzuim.
In het hoger beroep verzocht het college om een voorlopige voorziening, zodat de werking van de aangevallen uitspraak opgeschort zou worden totdat er een uitspraak in hoger beroep zou zijn. Het college stelde dat het onwenselijk was om de ambtenaar weer in dienst te nemen, omdat dit de geloofwaardigheid van hun standpunt zou ondermijnen.
De voorzieningenrechter oordeelde echter dat er geen sprake was van een spoedeisend belang. De ambtenaar had niet kenbaar gemaakt haar werkzaamheden te willen hervatten, en de behandeling van het hoger beroep zou naar verwachting binnen enkele maanden plaatsvinden. Daarom werd het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen.
De uitspraak werd gedaan door mr. C.H. Bangma, in tegenwoordigheid van A.A.H. Ibrahim als griffier, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.