Uitspraak
19.3642 ZW
OVERWEGINGEN
BESLISSING
A.M.M. Chevalier als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 31 december 2020.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel, die haar beroep tegen een besluit van het Uwv ongegrond verklaarde. Appellante, die sinds februari 2018 als administratief medewerker werkte, meldde zich in maart 2018 ziek met klachten aan haar linkerarm, schouder en nek, en later ook psychische klachten. Het Uwv beëindigde haar ZW-uitkering per 18 juni 2018, omdat zij geschikt werd geacht voor haar laatst verrichte arbeid. Appellante betwistte deze beslissing en voerde aan dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was en dat haar beperkingen waren onderschat.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat appellante op de data in geding in staat was haar maatgevende arbeid te verrichten. Appellante had in hoger beroep geen nieuwe informatie ingebracht die zou wijzen op een andere beoordeling van haar fysieke en psychische beperkingen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.
De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldig medisch onderzoek en de noodzaak voor appellanten om nieuwe, onderbouwde informatie aan te dragen in hoger beroep. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank en het Uwv, dat appellante op de relevante data in staat was haar werk te verrichten.