ECLI:NL:CRVB:2020:3498
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de zorgvuldigheid van het verzekeringsgeneeskundig onderzoek en de geschiktheid van geselecteerde functies voor appellante
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. Appellante, die als schoonmaakster werkte, had zich ziek gemeld vanwege rug- en nekklachten en had een WIA-uitkering aangevraagd. Het Uwv weigerde deze uitkering, omdat appellante minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. De rechtbank had het beroep van appellante tegen deze beslissing ongegrond verklaard, en appellante ging in hoger beroep. De Raad onderschreef het oordeel van de rechtbank dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek voldoende zorgvuldig was uitgevoerd. De overgelegde medische informatie werd als geschikt beschouwd, maar er was geen onderbouwing voor de stelling van appellante dat zij belemmeringen had ondervonden bij het onderbouwen van haar standpunt. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was om een onafhankelijke deskundige te benoemen, en dat de geselecteerde functies in medisch opzicht geschikt waren voor appellante. Het hoger beroep van appellante werd afgewezen en de aangevallen uitspraak werd bevestigd.