ECLI:NL:CRVB:2020:3455

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
29 december 2020
Publicatiedatum
30 december 2020
Zaaknummer
20/2783 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.T.H. Zimmerman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht

Op 29 december 2020 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 20/2783 WIA. Het hoger beroep was ingesteld door de appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 7 juli 2020. De appellant was erop gewezen dat er een griffierecht van € 131,- verschuldigd was, dat uiterlijk 28 dagen na de verzending van de brief op de aangegeven bankrekening moest zijn bijgeschreven. Ondanks herhaalde waarschuwingen, waaronder een aangetekende brief, is het griffierecht niet binnen de gestelde termijn betaald. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat op basis van de beschikbare gegevens niet redelijkerwijs kon worden geoordeeld dat de appellant niet in verzuim was geweest. Hierdoor werd het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard zonder verder onderzoek. De uitspraak is gedaan door J.T.H. Zimmerman, in tegenwoordigheid van K.R. van Renswoude als griffier. De beslissing is openbaar uitgesproken en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak kunnen belanghebbenden en het bestuursorgaan binnen zes weken verzet aantekenen.

Uitspraak

Datum uitspraak: 29 december 2020
20/2783 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 7 juli 2020, 19/5389 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld.

OVERWEGINGEN

In artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat van de indiener van het beroepschrift een griffierecht wordt geheven. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Bij brief van 20 augustus 2020 is appellant erop gewezen dat een griffierecht van € 131,- is verschuldigd, en is medegedeeld dat dit bedrag uiterlijk 28 dagen na de dag van verzending van de brief op de in die brief genoemde bankrekening moet zijn bijgeschreven.
Bij aangetekende brief van 20 september 2020 is appellant nogmaals gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en is medegedeeld dat het verschuldigde bedrag binnen vier weken na de datum van deze brief op de in die brief genoemde bankrekening dient te zijn bijgeschreven dan wel contant moet zijn betaald op het bezoekadres van de Raad. Daarbij is erop gewezen dat als het griffierecht niet tijdig wordt betaald, appellant er rekening mee moet houden dat het (hoger) beroep niet inhoudelijk behandeld zal worden.
Het griffierecht is niet binnen de termijn betaald.
Op grond van de beschikbare gegevens kan redelijkerwijs niet worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest. Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door J.T.H. Zimmerman, in tegenwoordigheid van
K.R. van Renswoude als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
29 december 2020.
(getekend) J.T.H. Zimmerman
(getekend) K.R. van Renswoude
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.
GdJ