ECLI:NL:CRVB:2020:3419
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- L.M. Tobé
- D. Hardonk-Prins
- A.T. Marseille
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van aanvragen voor maatwerkvoorzieningen op grond van de Wmo 2015 met betrekking tot individuele begeleiding en huishoudelijke ondersteuning
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen eerdere uitspraken van de rechtbank Limburg. De appellant, geboren in 1972 en met een beenprothese, had aanvragen ingediend voor maatwerkvoorzieningen in de vorm van individuele begeleiding en huishoudelijke ondersteuning op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). De Raad oordeelde dat de aanvragen terecht waren afgewezen. De Raad stelde vast dat er voldoende medisch onderzoek was verricht en dat de medische grondslag voor de afwijzing adequaat was. De appellant had een maatwerkvoorziening voor een keukenaanpassing ontvangen, maar de Raad oordeelde dat het college terecht had besloten dat er geen vaatwasser in de keukenaanpassing kon worden geplaatst, aangezien de vaat handmatig kon worden gedaan. De afwijzing van de aanvraag voor een voorziening voor de voordeur werd eveneens bevestigd, omdat het college had vastgesteld dat deze niet noodzakelijk was.
Het procesverloop omvatte dat de appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat, hoger beroep had ingesteld tegen de beslissingen van het college. De rechtbank had eerder de beslissingen van het college vernietigd, maar de Raad oordeelde dat de rechtbank in haar uitspraken voldoende had gemotiveerd waarom de afwijzingen terecht waren. De Raad bevestigde de eerdere uitspraken van de rechtbank en verklaarde het beroep tegen het besluit van 8 oktober 2018 ongegrond. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.