ECLI:NL:CRVB:2020:3122
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening van ouderdomspensioen en terugvordering door de Sociale verzekeringsbank
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de herziening van het ouderdomspensioen van appellant, die door de Sociale verzekeringsbank (Svb) was herzien met terugwerkende kracht. De Svb had vastgesteld dat appellant niet als ingezetene van Nederland kon worden aangemerkt en dus niet verzekerd was voor de AOW. Dit leidde tot een herziening van het pensioen en een terugvordering van eerder betaalde bedragen. Appellant had in eerste instantie een pensioen op grond van de AOW toegekend gekregen, maar na een onderzoek door de Svb werd geconcludeerd dat hij in de periode van 30 september 2002 tot en met 14 februari 2012 in Suriname woonachtig was. Appellant heeft de conclusies van de Svb onvoldoende weerlegd, en de Raad oordeelde dat de Svb terecht het pensioen had herzien en de terugvordering had ingesteld. De rechtbank had eerder de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten, wat door de Raad werd bevestigd. De Raad oordeelde dat er geen dringende redenen waren om af te zien van de terugvordering, aangezien appellant geen onaanvaardbare gevolgen had aangetoond. De uitspraak bevestigt de noodzaak voor de Svb om onverschuldigd betaalde bedragen terug te vorderen, tenzij er dringende redenen zijn om dit niet te doen.