ECLI:NL:CRVB:2020:2860
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake griffierecht en betalingsonmacht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 november 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 22 maart 2019. De Raad had eerder, op 2 juni 2020, het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat het verschuldigde griffierecht niet binnen de gestelde termijn was betaald. Appellant heeft hiertegen verzet aangetekend, waarbij hij aanvoerde dat de belastingopgave van 2018 in eerdere procedures als toereikend was geaccepteerd voor het aantonen van betalingsonmacht. Tijdens de zitting op 2 oktober 2020 was appellant vertegenwoordigd door zijn advocaat, terwijl het college van burgemeester en wethouders van Heerenveen niet aanwezig was.
De Raad overwoog dat de reden voor het niet tijdig betalen van het griffierecht was dat de gevraagde actuele uitkeringsspecificatie niet was verstrekt. Appellant had in verzet een actuele uitkeringsspecificatie overgelegd, maar de Raad concludeerde dat er geen feiten of omstandigheden waren die erop wezen dat appellant niet in verzuim was geweest. Bovendien werd opgemerkt dat, zelfs als het verzet zou slagen, het inkomen van appellant waarschijnlijk te hoog zou zijn om betalingsonmacht aan te tonen. De Raad verklaarde het verzet ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak werd gedaan door C.H. Bangma, in tegenwoordigheid van griffier R.H. Koopman, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.