ECLI:NL:CRVB:2020:2831
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van verzoeker in bestuursrechtelijke herziening
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 november 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van verzoeker, die verzet had aangetekend tegen een eerdere uitspraak van de Raad. De zaak betreft een verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van 5 juli 2012, waarin verzoeker niet-ontvankelijk was verklaard in zijn verzoek om herziening. De Raad had in een eerdere uitspraak op 9 juli 2020 geoordeeld dat verzoeker in verzuim was, omdat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn was betaald. Verzoeker stelde in verzet dat hij de betalingsherinneringen niet had ontvangen, maar de Raad oordeelde dat verzoeker geen feiten of omstandigheden had aangevoerd die zijn verzuim konden onderbouwen. De Raad concludeerde dat de brieven aan het juiste adres waren verzonden en dat er geen bewijs was van problemen met de postbezorging. Daarom werd het verzet ongegrond verklaard en werd er geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 13 november 2020.