ECLI:NL:CRVB:2020:2750
Centrale Raad van Beroep
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Oordeel over termijnoverschrijding bij hoger beroep in bestuursrechtelijke zaak
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 oktober 2020 uitspraak gedaan in het verzet van appellante tegen de niet-ontvankelijkverklaring van haar hoger beroep. De zaak betreft een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 3 oktober 2019. De Raad heeft vastgesteld dat het hogerberoepschrift niet tijdig is ingediend, aangezien de termijn voor indiening op 25 november 2019 eindigde. Het ingediende hogerberoepschrift was gedateerd op 23 november 2019, maar werd pas op 26 november 2019 ter post bezorgd en op 27 november 2019 door de Raad ontvangen. Hierdoor was de termijnoverschrijding een feit.
Appellante heeft verzet aangetekend tegen de uitspraak van de Raad, maar is niet verschenen tijdens de zitting op 14 september 2020. De Raad heeft overwogen dat er geen feiten of omstandigheden zijn die de termijnoverschrijding verschoonbaar maken. De Raad heeft de appellante in een brief van 3 december 2019 gevraagd naar de reden van de termijnoverschrijding, maar de door appellante gegeven verklaring was niet aannemelijk, gezien de poststempel.
Uiteindelijk heeft de Centrale Raad van Beroep het verzet ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en ondertekend door C.H. Bangma, met R.I.S. van Haaren als griffier.