ECLI:NL:CRVB:2020:2712

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 september 2020
Publicatiedatum
4 november 2020
Zaaknummer
19/1025 AOW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag ouderdomspensioen AOW wegens gebrek aan verzekering in Nederland

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 september 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam. Appellante, geboren in 1953, heeft in 2018 een aanvraag voor een ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) ingediend. De aanvraag werd afgewezen door de Sociale verzekeringsbank (Svb) op basis van het feit dat appellante nooit in Nederland heeft gewoond of gewerkt, waardoor zij niet verzekerd was voor de AOW. Het bezwaar tegen deze afwijzing werd eveneens ongegrond verklaard.

De rechtbank oordeelde dat appellante geen aanspraak kan maken op een ouderdomspensioen op basis van huwelijkse tijdvakken, omdat de verzekering van haar echtgenoot voor de AOW al was geëindigd vóór de huwelijksdatum. Appellante heeft aangevoerd dat haar overleden echtgenoot in Nederland verzekerd was en premies heeft betaald, en dat zij zelf ziek is en geen inkomsten heeft.

De Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellante geen recht heeft op AOW, omdat zij niet zelf verzekerd is geweest en de voorwaarden voor aanspraak op huwelijkse tijdvakken niet zijn vervuld. De beslissing is openbaar uitgesproken en is gebaseerd op de overwegingen dat appellante niet in Nederland heeft gewoond of gewerkt en dat de verzekering van haar echtgenoot voor de AOW eindigde voor hun huwelijk.

Uitspraak

19.1025 AOW-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 13 februari 2019, 18/5227 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] , Marokko (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Datum uitspraak: 24 september 2020
Zitting hebben: M.A.H. van Dalen-van Bekkum
Griffier: B.H.B. Verheul
Ter zitting is verschenen: namens de Svb mr. A. Marijnissen

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
1.1.
Appellante is geboren in 1953 en is [in] 2005 gehuwd met [naam echtgenoot] (echtgenoot). De echtgenoot is geboren in 1928 en is op [sterfdatum] 2009 overleden. Op 20 maart 2018 heeft appellante een ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) aangevraagd. Bij besluit van 15 juni 2018 heeft de Svb de aanvraag afgewezen.
1.2.
Het bezwaar van appellante tegen het besluit van 15 juni 2018 is bij besluit van 26 juli 2018 ongegrond verklaard. Daarbij is overwogen dat appellante niet verzekerd is geweest voor de AOW, omdat zij nooit in Nederland heeft gewoond of gewerkt. Ook is overwogen dat appellante geen aanspraken heeft op grond van huwelijkse tijdvakken, omdat de echtgenoot niet meer verzekerd was voor de AOW toen appellante op [trouwdatum] (bedoeld is kennelijk: [maand]) 2005 met de echtgenoot is gehuwd.
2. Bij de aangevallen uitspraak is het beroep van appellante ongegrond verklaard.
3. Appellante heeft gesteld dat zij recht heeft op een ouderdomspensioen ingevolge de AOW. Zij heeft erop gewezen dat haar overleden echtgenoot in Nederland verzekerd is geweest en premies heeft betaald. Ook is aangevoerd dat appellante ziek is, voor meer dan 80% arbeidsongeschikt is en geen inkomsten heeft.
4. Tussen partijen is niet in geschil dat appellante niet zelf in Nederland heeft gewoond of gewerkt of op andere (zelfstandige) grond verzekerd is geweest voor de AOW. Verder heeft appellante ingevolge het NMV geen aanspraak op ouderdomspensioen op grond van huwelijkse tijdvakken. De verzekering van de echtgenoot voor de AOW was al namelijk geëindigd voor de huwelijksdatum. De aangevallen uitspraak moet daarom worden bevestigd.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) B.H.B. Verheul (getekend) M.A.H. van Dalen-van Bekkum