ECLI:NL:CRVB:2020:2712
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag ouderdomspensioen AOW wegens gebrek aan verzekering in Nederland
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 september 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam. Appellante, geboren in 1953, heeft in 2018 een aanvraag voor een ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) ingediend. De aanvraag werd afgewezen door de Sociale verzekeringsbank (Svb) op basis van het feit dat appellante nooit in Nederland heeft gewoond of gewerkt, waardoor zij niet verzekerd was voor de AOW. Het bezwaar tegen deze afwijzing werd eveneens ongegrond verklaard.
De rechtbank oordeelde dat appellante geen aanspraak kan maken op een ouderdomspensioen op basis van huwelijkse tijdvakken, omdat de verzekering van haar echtgenoot voor de AOW al was geëindigd vóór de huwelijksdatum. Appellante heeft aangevoerd dat haar overleden echtgenoot in Nederland verzekerd was en premies heeft betaald, en dat zij zelf ziek is en geen inkomsten heeft.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellante geen recht heeft op AOW, omdat zij niet zelf verzekerd is geweest en de voorwaarden voor aanspraak op huwelijkse tijdvakken niet zijn vervuld. De beslissing is openbaar uitgesproken en is gebaseerd op de overwegingen dat appellante niet in Nederland heeft gewoond of gewerkt en dat de verzekering van haar echtgenoot voor de AOW eindigde voor hun huwelijk.