ECLI:NL:CRVB:2020:2640

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 oktober 2020
Publicatiedatum
28 oktober 2020
Zaaknummer
19/4892 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bijzonderheden bij proceskostenvergoeding na intrekking hoger beroep door tegemoetkoming bestuursorgaan

In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 27 oktober 2020, is het hoger beroep van appellanten [appellant 1], [appellant 2] en [appellant 3] tegen het college van burgemeester en wethouders van Haarlem aan de orde. De appellanten hebben hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. Tijdens de procedure hebben de appellanten hun hoger beroep ingetrokken, omdat het college hen met een besluit van 15 januari 2020 geheel tegemoet is gekomen. Dit besluit hield in dat aan appellante [appellant 1] met terugwerkende kracht de gevraagde bijstand is verleend.

De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) besproken, met name artikel 8:75a, dat bepaalt dat het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak in de kosten kan worden veroordeeld indien het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk tegemoetkomt aan de indiener van het beroepschrift. De Raad heeft vastgesteld dat er bijzondere omstandigheden zijn die een uitzondering op de regel van proceskostenvergoeding rechtvaardigen. De bijstand is verleend naar aanleiding van een nieuwe aanvraag en nieuw gebleken feiten, zoals het voor recht verklaren van het moederschap van appellante [appellant 1] door de civiele rechter. Hierdoor is de bijstandverlening niet gerelateerd aan de onderhavige procedure.

De Raad heeft het verzoek van appellanten om het college te veroordelen in de proceskosten afgewezen. De uitspraak is gedaan door rechter E.C.R. Schut, in tegenwoordigheid van griffier P.A.M. Hulsdouw, en is openbaar uitgesproken op 27 oktober 2020.

Uitspraak

Datum uitspraak: 27 oktober 2020
19/4892 PW, 19/4893 PW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van
31 oktober 2019, 19/1573 en 19/1574 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant 1] , [appellant 2] en [appellant 3] te [woonplaats] (appellanten)
het college van burgemeester en wethouders van Haarlem (college)

PROCESVERLOOP

Namens appellanten heeft mr. E.C. Weijsenfeld, advocaat, hoger beroepen ingesteld.
Appellanten hebben de hoger beroepen ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het college te veroordelen in de proceskosten.
Het college heeft gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Vastgesteld wordt dat namens appellanten de hoger beroepen zijn ingetrokken omdat met het besluit van 15 januari 2020, waarbij het college alsnog aan appellante [appellant 1] met terugwerkende kracht de gevraagde bijstand heeft verleend, geheel aan de bezwaren van appellanten is tegemoetgekomen.
In geval van een tegemoetkomen door het bestuursorgaan wordt in beginsel een proceskostenveroordeling uitgesproken. Op dit uitgangspunt kan slechts een uitzondering worden gemaakt vanwege bijzondere omstandigheden. Van dergelijke bijzondere omstandigheden is hier sprake. Zoals het college in het verweerschrift heeft toegelicht, en wat appellanten niet hebben weersproken, is de bijstand verleend naar aanleiding van een nieuwe aanvraag en nieuw gebleken feiten, zoals het voor recht verklaren van het moederschap van appellante [appellant 1] door de civiele rechter. De bijstandverlening houdt dus geen verband met de onderhavige procedure.
Het verzoek om het college te veroordelen in de proceskosten wordt daarom afgewezen.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om het college te veroordelen in de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door E.C.R. Schut, in tegenwoordigheid van P.A.M. Hulsdouw als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 27 oktober 2020.
(getekend) E.C.R. Schut
(getekend) P.A.M. Hulsdouw