ECLI:NL:CRVB:2020:2603
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens te late indiening van het beroepschrift
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 oktober 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de erven [appellant] tegen het college van burgemeester en wethouders van Leiden. Het hoger beroep was ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag van 17 december 2019. De gemachtigde van appellant, Mr. drs. R.P. Dielbandhoesing, heeft het beroepschrift ingediend, maar dit bleek niet tijdig te zijn gebeurd. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken, en deze termijn begint te lopen vanaf de dag na de bekendmaking van de aangevallen uitspraak. In dit geval was de uitspraak op 23 december 2019 per aangetekende post aan partijen verzonden, en het beroepschrift werd pas op 20 februari 2020 ontvangen, terwijl het poststempel op de envelop aangaf dat het op 19 februari 2020 ter post was bezorgd.
De Raad overwoog dat het beroepschrift niet tijdig was ingediend, omdat het na afloop van de beroepstermijn was ontvangen. De gemachtigde van appellant voerde aan dat hij het beroepschrift op 3 februari 2020 had verzonden, maar deze stelling werd niet als voldoende bewijs beschouwd om aan te tonen dat het beroepschrift tijdig was ingediend. De Raad concludeerde dat er geen reden was om aan te nemen dat de indiener niet in verzuim was geweest. Daarom werd het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, zonder verder onderzoek. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.