ECLI:NL:CRVB:2020:2603

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 oktober 2020
Publicatiedatum
27 oktober 2020
Zaaknummer
20/738 WMO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens te late indiening van het beroepschrift

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 oktober 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de erven [appellant] tegen het college van burgemeester en wethouders van Leiden. Het hoger beroep was ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag van 17 december 2019. De gemachtigde van appellant, Mr. drs. R.P. Dielbandhoesing, heeft het beroepschrift ingediend, maar dit bleek niet tijdig te zijn gebeurd. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken, en deze termijn begint te lopen vanaf de dag na de bekendmaking van de aangevallen uitspraak. In dit geval was de uitspraak op 23 december 2019 per aangetekende post aan partijen verzonden, en het beroepschrift werd pas op 20 februari 2020 ontvangen, terwijl het poststempel op de envelop aangaf dat het op 19 februari 2020 ter post was bezorgd.

De Raad overwoog dat het beroepschrift niet tijdig was ingediend, omdat het na afloop van de beroepstermijn was ontvangen. De gemachtigde van appellant voerde aan dat hij het beroepschrift op 3 februari 2020 had verzonden, maar deze stelling werd niet als voldoende bewijs beschouwd om aan te tonen dat het beroepschrift tijdig was ingediend. De Raad concludeerde dat er geen reden was om aan te nemen dat de indiener niet in verzuim was geweest. Daarom werd het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, zonder verder onderzoek. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

Datum uitspraak: 21 oktober 2020
20/738 WMO, 20/739 WMO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 17 december 2019, 19/3272, 19/3274 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
de erven [appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Leiden

PROCESVERLOOP

Mr. drs. R.P. Dielbandhoesing heeft als gemachtigde van appellant hoger beroep ingesteld.

OVERWEGINGEN

Ingevolge artikel 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met de artikelen 6:7, 6:8, 6:9 en 6:11 van die wet geldt het volgende.
De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken. Deze termijn gaat in met ingang van de dag na die waarop de aangevallen uitspraak door middel van de toezending van een afschrift aan partijen is bekendgemaakt.
Een beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Bij verzending per post is een beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
De uitspraak waartegen hoger beroep is ingesteld is op 23 december 2019 per aangetekende post in afschrift aan partijen toegezonden.
Het beroepschrift is op 20 februari 2020 ontvangen. Het is, gezien de poststempel op de enveloppe, op 19 februari 2020 ter post bezorgd.
Op grond hiervan moet worden geoordeeld dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend.
Ten aanzien van een na afloop van de beroepstermijn ingediend beroepschrift blijft niet‑ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
De gemachtigde van appellant heeft in het beroepschrift als reden voor de termijnoverschrijding van het beroepschrift aangegeven het beroepschrift op 3 februari 2020 tussen 16:30 en 17:00 uur per gewone post te hebben verzonden en merkt daarbij op dat de dienstverlening van Post.nl verbeterd kan worden.
Bij schrijven van 17 april 2020 ontvangt de Raad een nadere motivering van de gemachtigde van appellant van gelijke strekking. Als aanvulling wordt aangevoerd dat het beroepschrift van 3 februari 2020 niet aangetekend is verzonden vanwege een recente ervaring waarin hij zijn zoon opdracht had gegeven een brief voor hem aangetekend te versturen en hij deze brief retour ontving.
Wat namens appellant is aangevoerd, bevat geen grond waarop redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
Volgens vaste rechtspraak van de Raad wordt bij de vaststelling van de dag waarop een brief ter post is bezorgd, uitgegaan van het op de enveloppe geplaatste poststempel, tenzij de verzender aannemelijk maakt dat de brief op een eerdere datum ter post is bezorgd. De enkele stelling van de gemachtigde van appellant dat hij het hoger beroepschrift tijdig heeft ingediend, is daarvoor niet toereikend.
Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door H. Benek, in tegenwoordigheid van E. Blijleven als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 oktober 2020.
(getekend) H. Benek
(getekend) E. Blijleven
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.