ECLI:NL:CRVB:2020:2601
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering kinderbijslag op basis van onvoldoende onderhoudsbijdrage door appellant
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 oktober 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van kinderbijslag aan appellant, die voor zijn kinderen [naam 1] en [naam 2] kinderbijslag had aangevraagd. De kinderen wonen bij de moeder in Marokko. De Sociale Verzekeringsbank (Svb) had de kinderbijslag met ingang van het vierde kwartaal van 2017 beëindigd, omdat appellant geen kinderbijslag meer wenste te ontvangen. Appellant heeft vervolgens op 8 maart 2018 opnieuw kinderbijslag aangevraagd, maar deze aanvraag werd op 4 oktober 2018 afgewezen omdat hij niet in belangrijke mate had bijgedragen in het onderhoud van de kinderen.
De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep ging. In hoger beroep heeft appellant bewijsstukken overgelegd waaruit zou moeten blijken dat hij al het mogelijke heeft besteed aan zijn kinderen. De Raad heeft echter geoordeeld dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in belangrijke mate heeft bijgedragen aan het onderhoud van zijn kinderen. De bewijslast lag bij appellant, en de door hem overgelegde betaalbewijzen waren onvoldoende om aan de vereiste onderhoudsbijdrage te voldoen.
De Raad heeft geconcludeerd dat appellant niet in aanmerking komt voor kinderbijslag over het vierde kwartaal van 2017 tot en met het derde kwartaal van 2018, en heeft de aangevallen uitspraak bevestigd. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.