ECLI:NL:CRVB:2020:2547

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 oktober 2020
Publicatiedatum
21 oktober 2020
Zaaknummer
19/3084 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling bij intrekking hoger beroep en bijzondere omstandigheden

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 oktober 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep met zaaknummer 19/3084 PW. De appellante had hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van het college van burgemeester en wethouders van Cuijk. Tijdens de procedure heeft appellante haar hoger beroep ingetrokken, nadat het college haar bijzondere bijstand had toegekend. Appellante verzocht de Raad om het college te veroordelen in de proceskosten. De Raad overweegt dat, volgens artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener in de kosten kan worden veroordeeld. Echter, in dit geval zijn er bijzondere omstandigheden die maken dat een proceskostenveroordeling niet op zijn plaats is. De bijzondere bijstand was toegekend naar aanleiding van een verzoek om herziening dat door appellante was ingediend, waarbij zij een definitieve belastingaanslag over 2018 had overgelegd. Het college had eerder al aangegeven dat als appellante zich na een latere belastingaanslag zou melden, er een herziening van de afwijzende beslissing kon plaatsvinden. De Raad concludeert dat de bijstandverlening geen verband houdt met de onderhavige procedure, en wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af.

Uitspraak

Datum uitspraak: 20 oktober 2020
19/3084 PW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van
5 juli 2019, 18/2721 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Cuijk (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. M.Th.H.M.J. Aarts, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Bij brief van 25 juni 2020 heeft mr. Aarts namens appellante het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het college te veroordelen in de proceskosten.
Het college heeft bij brief van 8 juli 2020 een verweerschrift ingediend.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Vastgesteld wordt dat het hoger beroep is ingetrokken omdat met het besluit van 3 juni 2020, waarbij het college alsnog aan appellante de gevraagde bijzondere bijstand heeft toegekend, geheel aan de bezwaren van appellante is tegemoetgekomen.
In geval van een tegemoetkomen door het bestuursorgaan wordt in beginsel een proceskostenveroordeling uitgesproken. Op dit uitgangspunt kan slechts een uitzondering worden gemaakt vanwege bijzondere omstandigheden. Van dergelijke bijzondere omstandigheden is in dit geval sprake. De bijzondere bijstand is toegekend naar aanleiding van het door appellante hangende het hoger beroep ingediende verzoek om herziening, waarbij zij de definitieve belastingaanslag 2018 heeft overgelegd. Het college heeft al in bezwaar aan appellante kenbaar gemaakt dat, als zij zich na een later opgelegde belastingaanslag zou melden, op basis van die aanslag een herziening kon plaatsvinden van de afwijzende beslissing. De bijstandverlening houdt dus geen verband met de onderhavige procedure.
Het verzoek om het college te veroordelen in de proceskosten wordt daarom afgewezen.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om het college te veroordelen in de proceskosten van appellante af.
Deze uitspraak is gedaan door E.C.R. Schut, in tegenwoordigheid van N. Khachatryan als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 oktober 2020.
(getekend) E.C.R. Schut
(getekend) N. Khachatryan