ECLI:NL:CRVB:2020:2493
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 oktober 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant uit Duitsland tegen de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank. De appellant had hoger beroep ingesteld, maar had het verschuldigde griffierecht van € 131,- niet tijdig betaald. De Raad had de appellant herhaaldelijk gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht en de gevolgen van het niet tijdig betalen. Ondanks een beroep op betalingsonmacht, concludeerde de Raad dat de appellant niet voldeed aan de criteria voor betalingsonmacht, aangezien het inkomen van de appellant en zijn partner boven de gestelde norm lag. De appellant had de termijn om het griffierecht te betalen niet in acht genomen, wat leidde tot de conclusie dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk was. De uitspraak is gedaan door M.A.H. van Dalen-van Bekkum, in tegenwoordigheid van griffier P.A.M. Hulsdouw. De beslissing is openbaar uitgesproken en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.