ECLI:NL:CRVB:2020:2467
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroepen wegens niet tijdige betaling griffierechten
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraken van de rechtbank Oost-Brabant, maar heeft hij niet tijdig de verschuldigde griffierechten betaald. De Centrale Raad van Beroep heeft appellant herhaaldelijk gewezen op de verplichting om griffierechten te betalen en de gevolgen van het niet tijdig betalen. Ondanks de verzoeken om vrijstelling van het griffierecht en de argumenten van betalingsonmacht, heeft de Raad geoordeeld dat appellant niet aan de criteria voor betalingsonmacht voldoet. De griffierechten voor de procedures 19/5404 PW en 19/5405 PW zijn niet binnen de gestelde termijn betaald, waardoor de hoger beroepen kennelijk niet-ontvankelijk zijn verklaard. Dit geldt ook voor de samenhangende procedures 19/5406 PW, 19/5407 PW en 19/5408 PW. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan op 13 oktober 2020 en is openbaar uitgesproken.