ECLI:NL:CRVB:2020:2334
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling arbeidsvermogen en Wajong-uitkering na verlaging
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 september 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van het Uwv om zijn Wajong-uitkering te verlagen van 75% naar 70% van het minimumloon. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het onderzoek door de verzekeringsartsen zorgvuldig was en dat er geen reden was om aan de conclusies van deze artsen te twijfelen. Appellant, geboren in 1970, had vanaf 15 oktober 2008 recht op een Wajong-uitkering, maar het Uwv concludeerde na een arbeidskundig onderzoek dat hij arbeidsvermogen had. Appellant betwistte deze conclusie en voerde aan dat hij door zijn PTSS niet in staat was om te werken. De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat appellant over basale werknemersvaardigheden beschikte en dat hij in staat was om een taak in een arbeidsorganisatie uit te voeren. De Raad volgde de argumentatie van de verzekeringsartsen en concludeerde dat er geen sprake was van een situatie waarin appellant geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie had. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en de verlaging van de Wajong-uitkering werd gerechtvaardigd.