ECLI:NL:CRVB:2020:2331
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering na medisch onderzoek door Uwv
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 september 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De appellant, die als magazijnmedewerker werkte, had zich op 4 januari 2017 ziek gemeld met linkerknieklachten. Na beëindiging van zijn dienstverband op 16 januari 2017, ontving hij ziekengeld op basis van de Ziektewet (ZW). Op 25 augustus 2017 concludeerde een verzekeringsarts dat appellant geschikt was voor zijn eigen werk, waarna het Uwv zijn ziekengeld per 28 augustus 2017 beëindigde. Appellant ging in beroep tegen deze beslissing, maar de rechtbank verklaarde zijn beroep ongegrond.
In hoger beroep herhaalde appellant zijn argumenten en voerde aan dat zijn knieklachten hem belemmerden in het verrichten van zijn arbeid. De Raad oordeelde echter dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen reden was om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De rechtbank had de beroepsgronden van appellant afdoende besproken en de Raad onderschreef deze overwegingen volledig. Appellant had geen nieuwe medische gegevens overgelegd die zijn stellingen konden ondersteunen, en de Raad concludeerde dat het Uwv terecht het ziekengeld had beëindigd. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.