ECLI:NL:CRVB:2020:2198
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 september 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep omdat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn was betaald. De appellant was eerder op de hoogte gesteld van de verschuldigdheid van het griffierecht van € 128,- en had meerdere herinneringen ontvangen. Ondanks een beroep op betalingsonmacht, werd dit beroep afgewezen omdat de appellant niet voldeed aan de criteria die daarvoor gelden. De appellant had een formulier ingevuld en een uitkeringsspecificatie meegestuurd, maar dit was niet voldoende om aan te tonen dat hij daadwerkelijk in betalingsonmacht verkeerde. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het griffierecht niet tijdig was betaald en dat er geen reden was om aan te nemen dat de appellant niet in verzuim was geweest. Hierdoor werd het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, zonder verder onderzoek. De uitspraak werd gedaan door rechter E.C.R. Schut, in aanwezigheid van griffier E. Blijleven-de Vries, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.