Uitspraak
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
- bepaalt dat van appellant een griffierecht van € 532,- wordt geheven.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 september 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van het college van burgemeester en wethouders van Oss tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. Het hoger beroep was ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank van 2 maart 2020. De Raad oordeelde dat het beroepschrift niet tijdig was ingediend, omdat het pas op 23 april 2020 was ontvangen, terwijl de termijn voor indiening op 6 maart 2020 was ingegaan. De Raad heeft de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) aangehaald, die de termijn voor het indienen van een beroepschrift regelen. De Raad concludeerde dat het risico van een te late indiening voor rekening van de appellant komt, en dat de door appellant aangevoerde redenen voor de termijnoverschrijding niet voldoende waren om aan te nemen dat hij niet in verzuim was geweest. De uitspraak van de rechtbank blijft daardoor in stand, en er wordt een griffierecht van € 532,- opgelegd aan de appellant. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door E.C.R. Schut, met T. Hemelrijk-van den Oudenalder als griffier, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.