ECLI:NL:CRVB:2020:2091
Centrale Raad van Beroep
- Herziening
- Rechtspraak.nl
Weigering AOW-ouderdomspensioen op basis van onvoldoende verzekeringsjaren in Nederland
Op 3 september 2020 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van een appellant die in Marokko woont en een ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) heeft aangevraagd. De appellant, geboren in 1952, heeft in de jaren '70 en '80 in Nederland gewoond en gewerkt, maar de Sociale verzekeringsbank (Svb) heeft zijn aanvraag afgewezen. De Svb stelde dat appellant niet gedurende tenminste één kalenderjaar verzekerd is geweest voor de AOW in Nederland.
De rechtbank Amsterdam had eerder de beslissing van de Svb bevestigd, waarbij werd overwogen dat de Svb toereikend onderzoek had verricht. In hoger beroep herhaalde de appellant zijn standpunt dat hij recht heeft op AOW, maar de Raad oordeelde dat de door appellant overgelegde bewijsstukken niet voldoende waren om aan te tonen dat hij dezelfde persoon is als een andere persoon die in de relevante periode in Nederland heeft gewerkt.
De Raad concludeerde dat de aangevallen uitspraak van de rechtbank moet worden bevestigd, omdat er geen bewijs was dat appellant aan de vereisten voor AOW voldeed. De uitspraak werd gedaan door M.A.H. van Dalen-van Bekkum, in aanwezigheid van griffier I.A. Siskina, en werd openbaar uitgesproken op 3 september 2020. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken in cassatie te gaan tegen deze uitspraak.