ECLI:NL:CRVB:2020:2091

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
3 september 2020
Publicatiedatum
3 september 2020
Zaaknummer
19/4338 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Herziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering AOW-ouderdomspensioen op basis van onvoldoende verzekeringsjaren in Nederland

Op 3 september 2020 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van een appellant die in Marokko woont en een ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) heeft aangevraagd. De appellant, geboren in 1952, heeft in de jaren '70 en '80 in Nederland gewoond en gewerkt, maar de Sociale verzekeringsbank (Svb) heeft zijn aanvraag afgewezen. De Svb stelde dat appellant niet gedurende tenminste één kalenderjaar verzekerd is geweest voor de AOW in Nederland.

De rechtbank Amsterdam had eerder de beslissing van de Svb bevestigd, waarbij werd overwogen dat de Svb toereikend onderzoek had verricht. In hoger beroep herhaalde de appellant zijn standpunt dat hij recht heeft op AOW, maar de Raad oordeelde dat de door appellant overgelegde bewijsstukken niet voldoende waren om aan te tonen dat hij dezelfde persoon is als een andere persoon die in de relevante periode in Nederland heeft gewerkt.

De Raad concludeerde dat de aangevallen uitspraak van de rechtbank moet worden bevestigd, omdat er geen bewijs was dat appellant aan de vereisten voor AOW voldeed. De uitspraak werd gedaan door M.A.H. van Dalen-van Bekkum, in aanwezigheid van griffier I.A. Siskina, en werd openbaar uitgesproken op 3 september 2020. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken in cassatie te gaan tegen deze uitspraak.

Uitspraak

19.4338 AOW

Datum uitspraak: 3 september 2020
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 9 september 2019, 19/1100 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats], Marokko (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben desgevraagd niet verklaard gebruik te willen maken van het recht om op een zitting te worden gehoord, waarna het onderzoek is gesloten.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant, die in Marokko woont, heeft in 2017 een ouderdomspensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW) aangevraagd. Daarbij heeft appellant te kennen gegeven dat hij in 1952 is geboren en van 1970 tot en met 1972 en van 1980 tot en met 1981 in [plaatsnaam 1] heeft gewoond. Van 2 april 1970 tot 9 juli 1971 heeft appellant volgens zijn opgave gewerkt voor [werkgever 1] te [plaatsnaam 1] ([plaatsnaam 1]), van 21 juli 1971 tot en met 30 juni 1972 voor [werkgever 2] ([werkgever 2]) in [plaatsnaam 2] en van (februari) 1980 tot (augustus) 1981 voor een restaurant in [plaatsnaam 1].
1.2.
Bij besluit van 23 augustus 2018 heeft de Svb geweigerd appellant in aanmerking te brengen voor een ouderdomspensioen op grond van de AOW, omdat niet is gebleken dat hij gedurende tenminste één kalenderjaar verzekerd is geweest voor de AOW. Het bezwaar van appellant hiertegen is bij besluit van 3 januari 2019 (bestreden besluit) door de Svb ongegrond geacht. Daartoe is onder meer overwogen dat niet aannemelijk is dat appellant dezelfde persoon is als [X], geboren in 1948, die in 1970 en 1971 heeft gewerkt voor [plaatsnaam 1] en in 1971 en 1972 voor [werkgever 2].
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat – kort gezegd – de Svb toereikend onderzoek heeft verricht en dat niet aannemelijk is geworden dat appellant gedurende tenminste één kalenderjaar op grond van de AOW in Nederland verzekerd is geweest.
3.1.
In hoger beroep heeft appellant, evenals in beroep, herhaald dat hij recht heeft op een ouderdomspensioen op grond van de AOW, omdat hij in Nederland heeft gewoond en gewerkt. Ter onderbouwing van deze stelling heeft appellant verwezen naar al eerder in de procedure ingebrachte bewijsstukken.
3.2.
De Raad onderschrijft wat de rechtbank hierover in de aangevallen uitspraak heeft overwogen. Uit de door appellant overgelegde Attestation de Concordance kan niet worden afgeleid dat appellant en [X], die heeft gewerkt voor [plaatsnaam 1] en voor [werkgever 2], werkelijk dezelfde persoon zijn. Behalve het (van het geboortejaar van appellant afwijkende) geboortejaar is geen enkel antecedent van [X] op de door appellant overgelegde Attestation de Concordance vermeld. Hierdoor is de stellingname van appellant niet verifieerbaar. Dat appellant in Nederland heeft gewoond en in 1980 en 1981 gedurende een in aanmerking te nemen periode heeft gewerkt voor een restaurant in [plaatsnaam 1] is, ondanks toereikend onderzoek van de Svb, evenmin gebleken.
4. Uit punt 3.2 volgt dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.A.H. van Dalen-van Bekkum, in tegenwoordigheid van I.A. Siskina als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 3 september 2020.
(getekend) M.A.H. van Dalen-van Bekkum
(getekend) I.A. Siskina
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH Den Haag) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen over het begrip verzekerde.

DÉCISION

La Centrale Raad van Beroep (Cour d'Appel Centrale) confirme la décision attaquée.
Par conséquent, décidée par M.A.H. van Dalen-van Bekkum en présence de I.A. Siskina en qualité de greffier, ainsi que prononcée en public, le 3 septembre 2020.
Les parties disposent d’un délai de six semaines à compter de la date d’envoi pour introduire un pourvoi en cassation contre cette décision devant la Cour de Cassation des Pays-Bas:
Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, NL 2500 EH ’s-Gravenhage) au titre de la violation ou de la mauvaise application des dispositions concernant la notion de groupe d’assurés.