ECLI:NL:CRVB:2020:2037
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van Ziektewet-uitkering op basis van verdiencapaciteit en medische geschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 augustus 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Appellante, die sinds 10 oktober 2016 ziek was door psychische klachten, had een Ziektewet-uitkering ontvangen. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) beëindigde haar uitkering per 18 november 2017, omdat zij meer dan 65% van haar maatmaninkomen kon verdienen. Appellante was het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld.
De rechtbank had het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, waarbij werd vastgesteld dat het Uwv voldoende medische en arbeidskundige grondslagen had voor zijn besluit. In hoger beroep voerde appellante aan dat er meer informatie ingewonnen had moeten worden bij haar psychiater en therapeut. Het Uwv stelde echter dat de door appellante overgelegde informatie al bekend was en dat er geen nieuwe medische gegevens waren die de eerdere conclusies konden ondermijnen.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het Uwv zorgvuldig had gehandeld en dat de verzekeringsartsen voldoende rekening hadden gehouden met de medische situatie van appellante. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.