ECLI:NL:CRVB:2020:1990
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens te late indiening van het beroepschrift
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 augustus 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 24 februari 2020. Het hoger beroep was ingesteld door F.E.H. Donleben namens appellant, die in beroep ging tegen het college van burgemeester en wethouders van Groningen. De Centrale Raad oordeelde dat het beroepschrift niet tijdig was ingediend. Volgens de Algemene wet bestuursrecht bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken, welke termijn ingaat op de dag na de bekendmaking van de uitspraak. In dit geval was de uitspraak op 24 februari 2020 aan partijen bekendgemaakt, en het beroepschrift was pas op 7 april 2020 per fax ontvangen. Dit betekende dat het beroepschrift niet binnen de gestelde termijn was ingediend.
De Raad overwoog dat, hoewel er uitzonderingen zijn voor niet-ontvankelijkverklaring, de argumenten van appellant niet voldoende waren om aan te tonen dat hij niet in verzuim was. De termijn was begonnen te lopen met de toezending van de uitspraak, en het risico van een te late indiening kwam volledig voor rekening van de appellant. De Raad besloot dan ook dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk was, zonder verder onderzoek te doen. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om verzet aan te tekenen binnen zes weken na verzending van het afschrift van de uitspraak.