Uitspraak
19 september 2019, 18/5600 en 18/5601 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 augustus 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant had hoger beroep ingesteld, maar het beroep werd niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht van € 128,- niet tijdig was betaald. De appellant was herhaaldelijk gewezen op de verplichting om het griffierecht te betalen, maar heeft dit niet binnen de gestelde termijn gedaan. De rechtbank had de uitspraak op 19 september 2019 aan de appellant toegezonden, maar deze was niet afgehaald, wat leidde tot een tweede verzending. De appellant stelde dat hij de uitspraak pas op 8 november 2019 had ontvangen, maar de Centrale Raad oordeelde dat het risico van een te late indiening van het beroepschrift volledig voor rekening van de appellant kwam. De Raad concludeerde dat er geen reden was om aan te nemen dat de appellant niet in verzuim was geweest, en verklaarde de hoger beroepen kennelijk niet-ontvankelijk. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.