Uitspraak
19 september 2019, 19/462 (aangevallen uitspraak)
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 augustus 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant tegen het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. Het hoger beroep werd niet-ontvankelijk verklaard omdat de appellant het verschuldigde griffierecht van € 128,- niet tijdig had betaald. De appellant had op 25 februari 2020 een brief ontvangen waarin hij werd gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht, met een deadline van 28 dagen na de verzenddatum. Ondanks een tweede herinnering op 27 maart 2020, werd het griffierecht niet binnen de gestelde termijn voldaan.
De Centrale Raad van Beroep overwoog dat de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken bedraagt, en dat deze termijn begint op de dag na de bekendmaking van de uitspraak door de rechtbank. De rechtbank had de uitspraak op 19 september 2019 aan de appellant toegezonden, maar deze was niet afgehaald. De appellant stelde dat hij de uitspraak pas op 8 november 2019 had ontvangen, maar de Raad oordeelde dat het risico van een niet-tijdige indiening van het beroepschrift voor rekening van de appellant kwam. De Raad concludeerde dat er geen reden was om aan te nemen dat de appellant niet in verzuim was geweest.
Daarom werd het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, zonder verder onderzoek. De uitspraak werd gedaan door E.C.R. Schut, met N. Khachatryan als griffier. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, en belanghebbenden hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van het afschrift van de uitspraak schriftelijk verzet te doen.