Uitspraak
19 september 2019, 18/5036, 18/5038 en 18/5041 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 augustus 2020 uitspraak gedaan over de hoger beroepen van appellant tegen de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. De hoger beroepen zijn niet-ontvankelijk verklaard omdat appellant het verschuldigde griffierecht van € 128,- niet tijdig heeft betaald en het beroepschrift niet binnen de gestelde termijn heeft ingediend. Appellant had de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waartegen hij in beroep ging, pas op 8 november 2019 ontvangen, terwijl de termijn voor het indienen van het beroepschrift op 19 september 2019 begon. De rechtbank had de uitspraak op 19 september 2019 per aangetekende post verzonden, maar deze was niet afgehaald door appellant. De Raad overweegt dat het risico van een niet-tijdige indiening van het beroepschrift volledig voor rekening van appellant komt, aangezien hij niet kan aantonen dat hij niet in verzuim is geweest. De Raad heeft vastgesteld dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door E.C.R. Schut, in tegenwoordigheid van N. Khachatryan als griffier.