ECLI:NL:CRVB:2020:1885

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 augustus 2020
Publicatiedatum
18 augustus 2020
Zaaknummer
20-397 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-tijdige indiening van beroepsgronden in hoger beroep tegen uitspraak rechtbank Den Haag

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 augustus 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 29 november 2019. Appellant, vertegenwoordigd door F. Elidrissi, had hoger beroep ingesteld, maar het ingediende beroepschrift bevatte geen gronden. De Raad heeft appellant de gelegenheid geboden om dit verzuim te herstellen, maar de gemachtigde heeft de gestelde termijnen niet nageleefd. Ondanks een verzoek om uitstel, zijn de beroepsgronden pas op 1 juni 2020 ingediend, wat te laat was. De Raad oordeelde dat er geen redenen waren die het verzuim konden verontschuldigen. De omstandigheden dat de gemachtigde appellant niet kon bereiken en ziek was, werden als onvoldoende beschouwd. Hierdoor werd het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard, zonder verder inhoudelijk onderzoek. De uitspraak werd gedaan door E.C.R. Schut, met N. Khachatryan als griffier, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

Datum uitspraak: 18 augustus 2020
20/397 PW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van
29 november 2019, 19/1250 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Alphen aan den Rijn

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft F. Elidrissi hoger beroep ingesteld.

OVERWEGINGEN

In artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), is bepaald dat het beroepschrift de gronden van het beroep dient te bevatten. Ingevolge artikel 6:24 van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Het ingediende beroepschrift bevat geen gronden.
Bij brief van 20 februari 2020 is de gemachtigde van appellant in de gelegenheid gesteld dit verzuim binnen vier weken te herstellen.
De gemachtigde van appellant heeft bij brief van 23 maart 2020 verzocht om uitstel voor het indienen van de gronden waarop het hoger beroep berust. De Raad heeft bij brief van
24 maart 2020 dit verzoek ingewilligd en de termijn voor het indienen van de beroepsgronden verlengd tot en met 16 april 2020.
De gemachtigde van appellant heeft deze termijn ongebruikt voorbij laten gaan.
Bij aangetekende brief van 28 april 2020 is aan de gemachtigde van appellant nogmaals de gelegenheid geboden de beroepsgronden in te dienen. Daarbij is een termijn van vier weken gesteld en is appellant erop gewezen dat overschrijding van die termijn tot gevolg zal hebben dat de zaak niet inhoudelijk zal worden behandeld.
De beroepsgronden zijn digitaal ingediend en ontvangen op 1 juni 2020. Op grond hiervan moet worden geoordeeld dat de beroepsgronden niet tijdig zijn ingediend.
Niet is gebleken van redenen die een verontschuldiging vormen voor dit verzuim. De gestelde omstandigheden dat de gemachtigde van appellant in het begin zijn cliënt niet kon bereiken en daarna ziek is geworden, waardoor hij niet kon werken, zijn daartoe onvoldoende. De gemachtigde van appellant had bijvoorbeeld opnieuw om uitstel kunnen vragen. Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door E.C.R. Schut, in tegenwoordigheid van N. Khachatryan als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 18 augustus 2020.
(getekend) E.C.R. Schut
(getekend) N. Khachatryan
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.