ECLI:NL:CRVB:2020:1850
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van plichtsverzuim en onvoorwaardelijk ontslag van een ambtenaar na alcoholgebruik op de werkplek
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 augustus 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. De appellant, een ambtenaar bij de belastingdienst, had op 12 en 13 februari 2018 zijn werkplek zonder toestemming verlaten, wat door de minister van Financiën werd aangemerkt als plichtsverzuim. De appellant betwistte niet dat hij zijn werkplek had verlaten, maar stelde dat hij niet had hoeven rekenen op de kwalificatie van plichtsverzuim. De Raad oordeelde dat de appellant, gezien eerdere waarschuwingen en afspraken, had moeten weten dat zijn gedrag in strijd was met de geldende regels. De minister legde de appellant een onvoorwaardelijk ontslag op, wat de appellant als onevenredig aanmerkte, gezien zijn lange dienstverband van 38 jaar en zijn pogingen om hulp te zoeken voor zijn alcoholverslaving. De Raad oordeelde echter dat de straf van onvoorwaardelijk ontslag niet onevenredig was, gezien de ernst van het plichtsverzuim en de herhaalde waarschuwingen die de appellant had ontvangen. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en wees de beroepsgronden van de appellant af.