ECLI:NL:CRVB:2020:1849

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 augustus 2020
Publicatiedatum
13 augustus 2020
Zaaknummer
19/4318 ANW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de postume toelating tot de vrijwillige verzekering voor de Algemene nabestaandenwet na overlijden echtgenoot

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 augustus 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Amsterdam. De appellante, die in Marokko woont, verzocht om postume toelating van haar overleden echtgenoot tot de vrijwillige verzekering onder de Algemene nabestaandenwet (ANW). De echtgenoot had tot zijn overlijden in 2015 in Nederland gewoond en ontving een pensioen op basis van de Algemene Ouderdomswet (AOW). De aanvraag voor postume toelating werd gedaan in augustus 2016, ruim na het overlijden van de echtgenoot en buiten de wettelijke aanmeldingstermijn van één jaar na beëindiging van de verplichte verzekering.

De Centrale Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het verzoek van appellante niet voldeed aan de wettelijke voorwaarden voor toelating tot de vrijwillige verzekering. De Raad bevestigde dat artikel 26 van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1999, dat tot 1 januari 2000 van kracht was, niet meer van toepassing was. Dit artikel stelde dat iemand die buiten Nederland woont en een Nederlandse uitkering ontving, verzekerd kon zijn. De Raad concludeerde dat de echtgenoot van appellante niet binnen de vereiste termijn had aangevraagd om zich vrijwillig te verzekeren, en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de termijnoverschrijding konden verontschuldigen.

De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing werd openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

19/4318 ANW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 6 september 2019, 19/813 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (Marokko) (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Datum uitspraak: 13 augustus 2020
PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Geen van de partijen heeft binnen de gestelde termijn verklaard gebruik te willen maken van het recht (nader) ter zitting te worden gehoord, waarna de Raad het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht heeft gesloten.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellante woont in Marokko. Haar echtgenoot is [in] 2015 in Marokko overleden. De echtgenoot van appellante heeft in Nederland gewoond. Op 24 mei 2012 is hij teruggekeerd naar Marokko. Tot zijn overlijden ontving de echtgenoot van appellante een pensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW).
1.2.
Nadat haar aanvraag om een uitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet (ANW) was afgewezen, heeft appellante de Svb op 29 augustus 2016 gevraagd om haar echtgenoot postuum toe te laten tot de vrijwillige verzekering voor de ANW. Bij besluit van 24 september 2018 heeft de Svb dit verzoek afgewezen.
1.3.
Bij beslissing op bezwaar van 28 december 2018 (bestreden besluit) is het bezwaar tegen het besluit van 24 september 2018 ongegrond verklaard. Onder verwijzing naar de artikelen 63a en 63b van de ANW wordt geconcludeerd dat de echtgenoot van appellante niet postuum kan deelnemen aan de vrijwillige verzekering, omdat niet binnen één jaar na de beëindiging van de verplichte verzekering van de echtgenoot op 24 mei 2012 is gevraagd om toelating tot de vrijwillige verzekering. Volgens de Svb zijn er geen bijzondere omstandigheden op grond waarvan de overschrijding van de wettelijke termijn voor het indienen van de aanvraag moet worden verontschuldigd.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daarbij is geoordeeld dat de aanvraag tot deelname aan de vrijwillige verzekering niet binnen de wettelijke aanmeldingstermijn is ingediend. Verder is overwogen dat de echtgenoot van appellante na zijn verhuizing naar Marokko is geïnformeerd over het eindigen van de verplichte verzekering voor de ANW en de mogelijkheid om zich binnen een jaar vrijwillig voor de ANW te verzekeren. De Svb heeft zich daarom in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat geen sprake is van bijzondere omstandigheden die de termijnoverschrijding verschoonbaar maken.
3. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij weduwe is, een kind heeft en daarom een nabestaandenuitkering wil.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De Raad kan zich vinden in wat de rechtbank heeft overwogen. Op grond van artikel 26 van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1999, zoals dit artikel luidde tot 1 januari 2000, is, kort samengevat, verzekerd krachtens de volksverzekeringen degene die buiten Nederland is gaan wonen en op de dag van vertrek een Nederlandse uitkering, zoals bijvoorbeeld een pensioen krachtens de AOW ontving ter hoogte van ten minste een nader omschreven bedrag per maand. Deze bepaling is met ingang van 1 januari 2000 vervallen. Dat betekent dat per die datum geen verzekering meer kan worden ontleend aan het ontvangen van een Nederlandse uitkering.
4.2.
Op grond van artikel 63a van de ANW is deelname aan de vrijwillige verzekering uitsluitend mogelijk in aansluiting aan de periode van verplichte verzekering. De aanvraag voor de vrijwillig verzekering moet binnen één jaar na het einde van de verplichte verzekering zijn ingediend. De echtgenoot van appellante heeft zich niet binnen een jaar na het einde van de verplichte verzekering aangemeld voor de vrijwillige verzekering. Het verzoek van appellante in augustus 2016 om postume toelating van haar echtgenoot tot de vrijwillige verzekering is ruim buiten de aanmeldingstermijn en na het overlijden van de echtgenoot gedaan. De rechtbank heeft daarom terecht geoordeeld dat het verzoek niet voldoet aan de wettelijke voorwaarden voor toelating tot de vrijwillige verzekering.
4.3.
Uit overweging 4.1 en 4.2 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak komt voor bevestiging in aanmerking.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.A.H. van Dalen-van Bekkum, in tegenwoordigheid van D.S. Barthel als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 1 juli 2020.
(getekend) M.A.H. van Dalen-van Bekkum
(getekend) D.S. Barthel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH Den Haag) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen over het begrip kring van verzekerden.

DÉCISION

La Centrale Raad van Beroep (Cour d’Appel Centrale),
statue:
confirme la décision attaquée.
par conséquent, décidée par M.A.H. van Dalen-van Bekkum en présence de D.S. Barthel en qualité de greffier, ainsi que prononcée en public, le 13 août 2020.
Les parties disposent d’une délai de six semaines à compter de la date d’envoi pour introduire un pourvoi en cassation contre cette décision devant la Cour de Cassation des Pays-Bas: Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, NL 2500 EH ’s-Gravenhage) au titre de la violation ou de la mauvaise application des dispositions concernant la notion de groupe d’assurés