Uitspraak
19.4612 WUV
OVERWEGINGEN
A.M. Ohlenschlager. Zij heeft op basis van het bezwaarschrift en na heroverweging van de aanwezige gegevens het advies van Roelofs onderschreven.
BESLISSING
.
Centrale Raad van Beroep
Op 6 augustus 2020 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van een appellant die als vervolgde is erkend onder de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv). De appellant, geboren in 1940, heeft psychische klachten die verband houden met zijn verleden als vervolgde. Hij heeft verzocht om vergoeding van kosten voor inkoop en verzorging in een verzorgingshuis, evenals verhuis- en (her)inrichtingskosten. Dit verzoek werd afgewezen door de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, omdat er geen medische noodzaak zou zijn voor opname in een verzorgingshuis.
De Raad heeft het bestreden besluit beoordeeld en geconcludeerd dat de medische advisering deugdelijk was voorbereid en gemotiveerd. De Raad heeft vastgesteld dat de causaal aanvaarde psychische klachten van de appellant niet noodzakelijk waren voor een verhuizing naar het verzorgingshuis. De rapporten van de psychiaters B. Maoz en R. Mitelpunkt gaven geen nieuwe inzichten over de medische situatie van de appellant ten tijde van belang. De Raad heeft de argumenten van de appellant en de verweerder in overweging genomen en kwam tot de conclusie dat het bestreden besluit in rechte stand kan houden.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep verklaart het beroep ongegrond, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door C.H. Bangma, in tegenwoordigheid van M. Stumpel als griffier.