ECLI:NL:CRVB:2020:1741
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid hoger beroep wegens ontbreken erfgenamen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 juli 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een overleden appellant. De appellant, die laatstelijk woonachtig was te [woonplaats], had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 20 december 2018. Na het overlijden van de appellant op 7 november 2019 is er echter niemand van de erfgenamen verschenen in de procedure. De Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb) heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. P. Stahl-de Bruin.
De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat er geen erfgenamen zijn die de appellant als partij in het geding hebben opgevolgd en het geding willen voortzetten. Ondanks een aankondiging in de Staatscourant op 4 juni 2020, heeft zich geen belanghebbende gemeld om als partij aan het geding deel te nemen. Hierdoor is het processuele belang aan de beoordeling van het hoger beroep komen te ontvallen.
De Raad heeft daarom het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten, aangezien de procedure niet verder is voortgezet door erfgenamen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en is vastgelegd in een proces-verbaal.