ECLI:NL:CRVB:2020:1719

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
4 augustus 2020
Publicatiedatum
4 augustus 2020
Zaaknummer
19/3686 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens ontbreken beroepsgronden

Op 4 augustus 2020 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 19/3686 PW. Het hoger beroep is niet-ontvankelijk verklaard omdat het ingediende beroepschrift geen gronden bevatte. Appellante, die in hoger beroep ging tegen een uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 9 juli 2019, werd eerder in de gelegenheid gesteld om dit verzuim te herstellen. Ondanks meerdere verzoeken om uitstel om een gesprek tussen partijen te bewerkstelligen, heeft appellante geen beroepsgronden ingediend binnen de gestelde termijnen. De Raad oordeelde dat er geen redenen waren die het verzuim konden verontschuldigen, waardoor het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk was. De uitspraak is gedaan door rechter E.C.R. Schut, in tegenwoordigheid van griffier E. Blijleven-de Vries, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

Datum uitspraak: 4 augustus 2020
19/3686 PW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant
van 9 juli 2019, 18/2607 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Meierijstad

PROCESVERLOOP

Appellante heeft hoger beroep ingesteld.

OVERWEGINGEN

In artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), is bepaald dat het beroepschrift de gronden van het beroep dient te bevatten. Ingevolge artikel 6:24 van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Het ingediende beroepschrift bevat geen gronden.
Bij brief van 14 oktober 2019 is appellante in de gelegenheid gesteld dit verzuim binnen vier weken te herstellen.
Bij brieven van 9 november 2019, 6 december 2019 en 20 januari 2020 heeft appellante steeds om uitstel verzocht met de reden om een gesprek tussen partijen te bewerkstelligen om tot een mogelijke oplossing te komen.
Deze uitstel verzoeken zijn steeds gehonoreerd.
Bij aangetekende brief van 23 januari 2020 is appellante voor de laatste keer in de gelegenheid gesteld de beroepsgronden in te dienen. Daarbij is een termijn van vier weken gesteld en is appellante erop gewezen dat overschrijding van die termijn tot gevolg zal hebben dat de zaak niet inhoudelijk wordt behandeld.
Appellante heeft geen beroepsgronden ingediend.
Niet is gebleken van redenen die een verontschuldiging vormen voor dit verzuim. Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door E. C.R. Schut, in tegenwoordigheid van E. Blijleven-de Vries als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 4 augustus 2020.
(getekend) E.C.R. Schut
(getekend) E. Blijleven-de Vries
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.

VC