ECLI:NL:CRVB:2020:1695
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling aanvraag Indicatie banenafspraak en geschiktheid drempelfuncties
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Den Haag. De appellant, die een uitkering ontving op grond van de Participatiewet, had een aanvraag ingediend voor een Indicatie banenafspraak. De aanvraag werd afgewezen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) op basis van de vastgestelde beperkingen en het oordeel dat appellant in staat was om drempelfuncties uit te oefenen waarmee hij het minimumloon kon verdienen. De rechtbank had het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, wat appellant in hoger beroep aanvecht.
De Raad heeft de argumenten van appellant, waaronder de medische beoordeling van SCIO consult, overwogen. Appellant stelde dat de arts van SCIO had aangegeven dat hij niet in staat was tot arbeid, terwijl het Uwv hem vier maanden later in staat achtte om te werken. De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de medische beoordeling van het Uwv correct was en dat de beperkingen van appellant voldoende waren meegewogen. De Raad bevestigde dat de arts van SCIO geen verwachting had uitgesproken dat de beperkingen langer dan zes maanden zouden aanhouden, wat cruciaal was voor de beoordeling van de aanvraag.
Uiteindelijk concludeerde de Raad dat het hoger beroep van appellant niet slaagde en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door D. Hardonk-Prins, in tegenwoordigheid van griffier A.L. Abdoellakhan.