ECLI:NL:CRVB:2020:1627
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 juli 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep met zaaknummer 20/214 PW. Het hoger beroep was ingesteld door appellante, vertegenwoordigd door mr. S. Maachi, tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 2 december 2019. De Centrale Raad heeft vastgesteld dat het griffierecht van € 131,00 niet binnen de gestelde termijn was betaald. Volgens artikel 8:41 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het betalen van griffierecht een vereiste voor de ontvankelijkheid van het beroep. De gemachtigde van appellante was herhaaldelijk gewezen op de verplichting om het griffierecht tijdig te voldoen, maar ondanks deze waarschuwingen is de betaling niet tijdig verricht. Hierdoor kon de Centrale Raad niet anders concluderen dan dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk was. De Raad heeft besloten om zonder verder onderzoek het hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door E.C.R. Schut, met T. Hemelrijk-van den Oudenalder als griffier, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.