ECLI:NL:CRVB:2020:1550

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 juli 2020
Publicatiedatum
22 juli 2020
Zaaknummer
19/2055 ANW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag nabestaandenuitkering ANW wegens gebrek aan verzekering

In deze zaak heeft appellante, woonachtig in Marokko, hoger beroep ingesteld tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een nabestaandenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (ANW). De aanvraag werd afgewezen door de Sociale verzekeringsbank (Svb) op basis van het feit dat de echtgenoot van appellante op de datum van zijn overlijden, 13 januari 2018, niet verzekerd was voor de ANW, omdat hij niet in Nederland woonde of werkte. De rechtbank Amsterdam heeft het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, wat leidde tot het hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.

De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en benadrukt dat het ontvangen van een remigratie-uitkering en later een AOW-pensioen door de echtgenoot van appellante niet leidt tot verplichte verzekering voor de ANW. De Raad concludeert dat de Svb de aanvraag van appellante terecht heeft afgewezen, aangezien de echtgenoot niet verzekerd was onder de Nederlandse wetgeving en ook niet onder de Marokkaanse wetgeving. De slechte financiële situatie van appellante biedt geen grond voor afwijking van de regels.

De uitspraak bevestigt de beslissing van de rechtbank en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van de uitspraak cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

19.2055 ANW

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 9 april 2019, 18/5530 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (Marokko) (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Datum uitspraak: 20 juli 2020.
PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Appellante heeft nadere stukken ingezonden
.
Geen van de partijen heeft binnen de gestelde termijn verklaard gebruik te willen maken van het recht (nader) ter zitting te worden gehoord, waarna de Raad het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht heeft gesloten.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellante woont in Marokko. Haar echtgenoot is in Marokko overleden op 13 januari 2018. Hij ontving ten tijde van zijn overlijden een ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW).
1.2.
Appellante heeft een nabestaandenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (ANW) aangevraagd. Bij besluit van 1 juni 2018 heeft de Svb deze aanvraag afgewezen op de grond dat de echtgenoot van appellante op de dag van zijn overlijden niet verzekerd was voor de ANW. Bij beslissing op bezwaar van 13 augustus 2018 (bestreden besluit) heeft de Svb het bezwaar van appellante tegen het besluit van 1 juni 2018 ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Hiertoe heeft de rechtbank overwogen dat de echtgenoot van appellante op de datum van zijn overlijden niet in Nederland woonde of werkte. Dit betekent dat hij ten tijde van zijn overlijden niet verzekerd was voor de ANW. Hij was ook niet vrijwillig verzekerd voor de ANW. Verder is vastgesteld dat de echtgenoot van appellante niet verzekerd was ingevolge de wetgeving van Marokko. Dat appellante in een slechte financiële positie verkeert, maakt niet dat de Svb kan afwijken van de regels en in strijd met de regels een nabestaandenuitkering kan toekennen. De Svb heeft de aanvraag van appellante om toekenning van een nabestaandenuitkering dan ook terecht afgewezen.
3. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat haar echtgenoot eerst een remigratie‑uitkering ontving en daarna een AOW-pensioen. Verder heeft zij gewezen op haar slechte financiële situatie.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Het oordeel van de rechtbank en de daaraan ten grondslag liggende overwegingen worden ten volle onderschreven. Hieraan wordt toegevoegd dat het ontvangen van aanvankelijk een remigratie-uitkering en later een AOW-pensioen door de echtgenoot van appellante, niet kan leiden tot verplichte verzekering voor de AOW.
5. Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.A.H. van Dalen-van Bekkum, in tegenwoordigheid van A.L. Abdoellakhan als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 juli 2020.
(getekend) M.A.H. van Dalen-van Bekkum
(getekend) A.L. Abdoellakhan
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH Den Haag) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen over het begrip verzekerde.

DÉCISION

La Centrale Raad van Beroep (Cour d'Appel Centrale), statue:
confirme la décision attaquée.
Par conséquent, décidée par M.A.H. van Dalen-van Bekkum en présence de A.L. Abdoellakhan en qualité de greffier, ainsi que prononcée en public, le 20 07 2020.
Les intéressés et les organes d'administration auront le droit à présenter une opposition écrite contre la présente décision, dans les six semaines suivantes à la notification de la copie, à la Centrale Raad van Beroep (Cour d'Appel Centrale), Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT.
L'intéressé présentant l'opposition pourra demander d'avoir l'opportunité d'être entendu sur son opposition.