Uitspraak
19.2055 ANW
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft appellante, woonachtig in Marokko, hoger beroep ingesteld tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een nabestaandenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (ANW). De aanvraag werd afgewezen door de Sociale verzekeringsbank (Svb) op basis van het feit dat de echtgenoot van appellante op de datum van zijn overlijden, 13 januari 2018, niet verzekerd was voor de ANW, omdat hij niet in Nederland woonde of werkte. De rechtbank Amsterdam heeft het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, wat leidde tot het hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.
De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en benadrukt dat het ontvangen van een remigratie-uitkering en later een AOW-pensioen door de echtgenoot van appellante niet leidt tot verplichte verzekering voor de ANW. De Raad concludeert dat de Svb de aanvraag van appellante terecht heeft afgewezen, aangezien de echtgenoot niet verzekerd was onder de Nederlandse wetgeving en ook niet onder de Marokkaanse wetgeving. De slechte financiële situatie van appellante biedt geen grond voor afwijking van de regels.
De uitspraak bevestigt de beslissing van de rechtbank en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van de uitspraak cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.