ECLI:NL:CRVB:2020:1542

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 juli 2020
Publicatiedatum
21 juli 2020
Zaaknummer
19/2212 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toeslag op ouderdomspensioen AOW na pensioengerechtigde leeftijd echtgenote

In deze zaak gaat het om de vraag of appellant recht heeft op een toeslag op zijn ouderdomspensioen op basis van de Algemene Ouderdomswet (AOW). Appellant, geboren in 1941 en woonachtig in Marokko, ontving sinds juli 2006 een ouderdomspensioen en een toeslag, omdat zijn echtgenote, geboren in 1952, destijds de pensioengerechtigde leeftijd nog niet had bereikt. Echter, op 1 juli 2018 bereikte zijn echtgenote de pensioengerechtigde leeftijd van 66 jaar, wat leidde tot een besluit van de Sociale verzekeringsbank (Svb) om de toeslag per die datum stop te zetten.

Appellant maakte bezwaar tegen dit besluit, maar de Svb verklaarde het bezwaar ongegrond. De rechtbank Amsterdam bevestigde deze beslissing in een eerdere uitspraak op 9 april 2019. Appellant ging in hoger beroep, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld. De Raad stelde vast dat, volgens artikel 8, eerste lid, van de AOW, appellant vanaf 1 juli 2018 geen recht meer heeft op de toeslag, omdat zijn echtgenote nu de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt.

De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar gedaan op 20 juli 2020.

Uitspraak

19/2212 AOW
Datum uitspraak: 20 juli 2020
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 9 april 2019, 18/5213 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] , Marokko (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben desgevraagd niet verklaard gebruik te willen maken van het recht om op een zitting te worden gehoord, waarna het onderzoek is gesloten.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant is geboren [in] 1941 en woont met zijn echtgenote, die is geboren [in] 1952, in Marokko. Aan appellant is met ingang van juli 2006 op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) een ouderdomspensioen toegekend. Verder is aan appellant met ingang van juli 2006 op grond van de AOW een toeslag op zijn ouderdomspensioen toegekend, omdat zijn echtgenote destijds de in aanmerking te nemen pensioengerechtigde leeftijd nog niet had bereikt.
1.2.
Bij besluit van 20 april 2018 heeft de Svb aan appellant meegedeeld dat hij vanaf 1 juli 2018 geen toeslag op zijn ouderdomspensioen meer krijgt, omdat zijn echtgenote op 1 juli 2018 de in aanmerking te nemen pensioengerechtigde leeftijd van 66 jaar bereikt.
Het door appellant tegen deze beslissing gemaakte bezwaar is bij besluit van 17 juli 2018 (bestreden besluit) door de Svb ongegrond geacht.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep is door partijen herhaald wat al eerder aangevoerd was.
4. De Raad onderschrijft wat de rechtbank bij de aangevallen uitspraak heeft overwogen. Ingevolge artikel 8, eerste lid, van de AOW heeft appellant vanaf 1 juli 2018 geen recht meer op een toeslag op zijn ouderdomspensioen. De aangevallen uitspraak moet dus worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.A.H. van Dalen-van Bekkum, in tegenwoordigheid van L.E. König als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 juli 2020.
(getekend) M.A.H. van Dalen-van Bekkum
(getekend) L.E. König