ECLI:NL:CRVB:2020:1455

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
6 juli 2020
Publicatiedatum
13 juli 2020
Zaaknummer
20-928 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep niet-ontvankelijk wegens ontbreken van beroepsgronden

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 juli 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van drie appellanten tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. De appellanten, vertegenwoordigd door mr. D.C. Coppens, hebben hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van 23 januari 2020, maar hebben verzuimd om de benodigde beroepsgronden in te dienen. De Raad heeft vastgesteld dat het beroepschrift geen gronden bevatte, wat in strijd is met artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De gemachtigde van de appellanten is meerdere keren in de gelegenheid gesteld om dit verzuim te herstellen, maar heeft geen gebruik gemaakt van deze mogelijkheden. De Raad heeft in zijn overwegingen benadrukt dat er geen redenen zijn aangevoerd die het verzuim zouden kunnen verontschuldigen. Hierdoor heeft de Raad geconcludeerd dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk is.

De uitspraak is gedaan door de enkelvoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De beslissing is openbaar uitgesproken en de appellanten zijn geïnformeerd over hun recht om binnen zes weken verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak.

Uitspraak

Datum uitspraak: 6 juli 2020
20/928 AW, 20/929 AW, 20/930 AW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 23 januari 2020, 19/3648, 19/3649 en 19/3650 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant 1] te [woonplaats 1] , [appellant 2] te [woonplaats 2] en [appellant 3] te [woonplaats 3] (appellanten)
en
de korpschef van politie

PROCESVERLOOP

Namens appellanten heeft mr. D.C. Coppens, advocaat, hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.

OVERWEGINGEN

In artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), is bepaald dat het beroepschrift de gronden van het beroep dient te bevatten. Ingevolge artikel 6:24 van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Het ingediende beroepschrift bevat geen gronden.
Bij brief van 16 maart 2020 is de gemachtigde van appellanten in de gelegenheid gesteld dit verzuim binnen vier weken te herstellen.
De gemachtigde van appellanten heeft deze termijn ongebruikt voorbij laten gaan.
Bij aangetekende brief van 28 april 2020 is aan de gemachtigde van appellanten nogmaals de gelegenheid geboden de beroepsgronden in te dienen. Daarbij is een termijn van vier weken gesteld en zijn appellanten erop gewezen dat bij overschrijding van die termijn er rekening mee gehouden moet worden dat de zaak niet inhoudelijk zal worden behandeld.
De gemachtigde van appellanten heeft ook deze termijn ongebruikt voorbij laten gaan.
Niet is gebleken van redenen die een verontschuldiging vormen voor dit verzuim. Het hoger beroep is kennelijk niet‑ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door C.H. Bangma, in tegenwoordigheid van P.A.M. Hulsdouw als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 6 juli 2020.
(getekend) C.H. Bangma
(getekend) P.A.M. Hulsdouw
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.

NW