ECLI:NL:CRVB:2020:1448
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging ZW-uitkering op basis van medische en arbeidskundige beoordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Appellant, die zich op 5 oktober 2016 ziek meldde met psychische klachten, ontving een ZW-uitkering van het Uwv. Na een beoordeling door een verzekeringsarts en een arbeidsdeskundige concludeerde het Uwv dat appellant in staat was om meer dan 65% van zijn maatmaninkomen te verdienen, waarna de uitkering per 20 november 2017 werd beëindigd. Appellant ging in beroep tegen deze beslissing, maar de rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waarbij werd geoordeeld dat de medische en arbeidskundige grondslagen van het besluit deugdelijk waren.
In hoger beroep herhaalde appellant zijn eerdere gronden, maar de Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het bestreden besluit op een deugdelijke basis berustte. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de juistheid van de medische en arbeidskundige beoordelingen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees de verzoeken van appellant af. Er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken, aangezien hiervoor geen aanleiding bestond.